Wandelen in de voerstreek
Trekking
Bart Goris
Bij de ingang van Herberg De Swaen in ’s-Gravenvoeren hangt een vergeeld krantenknipsel dat de ogen trekt. Op de foto is te zien dat de Nederlandse koningin Beatrix het pand verlaat. Volgens de tekst heeft zij binnen met enkele paardrijvriendinnen net genoten van een veelgevraagde lokale lunch: bloedworst met appelschijfjes.Hoewel het een privé uitstap betrof, bleek het wel goed te zijn voorbereid. Een medewerker van het hof was vooraflangs geweest om de lunch te regelen met het dringende verzoek verse karnemelk in huis te hebben. Daar was keurig voor gezorgd, maar de koningin gaf, eenmaal aan tafel, toch de voorkeur aan een glaasje witte wijn van het huis. Net zoals wij dat deden.De Voerstreek is natuurlijk een speciale bestemming. Iedereen kent het, maar slechts weinigen zijn er geweest. Voor de meeste lezers zal de Limburgse enclave tussen Maastricht en Luikwaarschijnlijk vooral Happart-bellen doen rinkelen. Niet meteen een ideale regio om op adem te komen. Hoewel de rust al jaren is teruggekeerd, ziet men toch vooral schreeuwende en vechtende mensen voor zich. Terwijl de werkelijkheid een aantrekkelijk, gevarieerd groen landschap is vol met kleinschalige elementen. Van holle wegen met historische veldkruisen tot en met dassenburchten en loslopende Galloway runderen in een voor wandelaars toegankelijk natuurreservaat. Maar ja, dat is geen nieuws en worden daardoor ook niet snel op het netvlies gebracht. Dat is jammer, want wie wel de moeite neemt om over de drempel der vooroordelen heen te stappen, zal betreuren dat niet eerder te hebben gedaan. Een weekendje Voerstreek vraagt gewoon om herhaald te worden.
Dorpsslager Meertens
In 1977 zijn de zes Voerdorpen gefuseerd tot één gemeente met de respectabele oppervlakte van zo’n vijftig vierkante kilometer. Het aantal inwoners bedraagt slechts 4300, waarvan ruim achthonderd Nederlanders - ongetwijfeld aangetrokken door de mooie woonomgeving. Dat er in de hele gemeente geen supermarkt is, nemen ze voor lief. Voeren heeft wel een bijzonder actieve toeristische dienst. Het bezoekerscentrum is eigenlijk de verplichte voordeur voor elke gast van buiten. Binnen zijn twee permanente tentoonstellingen waar menig toeristische dienst jaloers op zal zijn. Hier wordt het verhaal van Voeren in al zijn facetten verteld. Van de Romeinen tot en met de appelvink. De dienst is ook de grote motor geweest achter het uitgekiende wandelnetwerk.Oude en nieuwe wandelpaden zijn onlangs met elkaar verbonden. Het resultaat is 124 kilometer wandelplezier.Knooppuntnummers op houten palen wijzen je de weg. Tegelijkertijd is er ook aan de fietsers gedacht met grensoverschrijdende routes. Het is werkelijk een genoegen om hier te vertoeven. Ook omdat de rustplaatsen bijzonder aangenaam zijn. Bij Gasthof Blanckthys, een eeuwenoude vierkantshoeve in ’s-Gravenvoeren met een schitterende binnenkoer, schrijft de chef op de menukaart dat hij bij z’n ‘Voerense wortels’ blijft. Hij moet niets hebben van grootwarenhuizen die kant-en-klare wereldgerechten verkopen. Zijn bloedworst, schrijft hij trots, komt van dorpsslager Meertens en de wijngaardslakken van de familie Gubbels.Verder levert de Val-Dieu abdij uit het nabijgelegen Aubel de streekbieren bruin, blond en tripel alsmede de kaas. Bijdat laatste gerecht voegt hij het liefst een stroopdressing toe nadat hij het eerst licht gebakken heeft in de oven. Stroop doet het trouwens goed in Voeren. Rick Nijssen uit het Voerense dorp Moelingen aan de Maas gebruikt het ook bij zijn bier. Vijftien jaar geledenbegon deze cafébaas en tevens voorzitter van de cultuurraad met het brouwen van zijn eigen bier dat nu wereldberoemd is in Voeren onder de naam Rick’s bier. Het is op smaak gebracht met Voerense perenstroop en aan z’n kersenbier heeft hij de ‘bastaard dikke’ toegevoegd, een lokale kersensoort. Er is veel wandelvolk op de koer van Blanckthys. Mens en hond komen hier hun dorst lessen. Voor de viervoeters zijn speciale waterbakjes voorzien. Wij happen hier met genoegen een sandwich weg, belegd met gebakken forelfilet.
Carnaval De Waggeler
In een wandelgids van de toeristische dienst staan zeven wandelingen beschreven met de menselijke afstanden van 8 tot 11 kilometer. Samen met Voerenkenner Guido Sweron stappen we de ‘Kapelletjeswandeling’ af. Hoewel Guido van het ‘vasteland’ afkomstig is, zoals hij het deel van de provincie Limburg noemt dat aan de andere kant van de Maas ligt, stroomt Voeren door al zijn aderen. Hij, leraar van beroep, is in de jaren zestig gekomen en heeft er voor gezorgd dat de kinderen van de dorpen in de eigen streek secondair onderwijs konden genieten. “Naar die school”, vertelt hij, “kwamen ook Nederlandse kinderen uit de grensstreek.Die waren extrovert en verbaal sterk. Daar hebben onze kinderen, die eerder timide waren en bukten voor het gezag, veel van geleerd. Door die school is Voeren uit zijn isolement gekomen”.Bij het carnavalsbeeldje ‘De Waggeler’ legt hij uit hoe belangrijk dit feest voor Voeren is. “Het begint op 11 november en het duurt tot twee weken voor Pasen. Wij hebben hier vier carnavalsverenigingen die elk hun eigen stoet hebben met minstens 35 wagens per optocht. Met carnaval lacht de Voerense bevolking in één richting”. Al snel bereiken we de licht glooiende holle wegen en de eerste kapelletjes waar de route naar vernoemd is. “Alleen in ’s-Gravenvoeren al tellen wij 13 kapellen en 58 historische veldkruisen”, zegt Guido. “Een mooi voorbeeld is de Steenboskapel waar we straks langskomen. Gebouwd in 1846, maar wel met de restanten van een Romeinse villa die enkele jaren eerder was opgegraven. De dakpannen zijn minstens 1700 jaar oud. Wij zitten tussen Maastricht, Tongeren en Aken op een knooppunt van Romeinse wegen. Zelf heb ik ook al eens het geluk gehad om wat potten uit die tijd te vinden”. Hij wijst ons op de dassenburchten, herkenbaar aan de berg poederleem rond de ingang van de holen. Het resultaat van een constante schoonmaak van hun gangenstelsel. “De dassen zijn sinds 1973 beschermd. Vroeger waren ze een gewilde prooi voor stropers. Hun vet zou goed zijn tegen reumatiek. Ze waren hier bijna uitgeroeid. Nu zijn er in Voeren weer zo’n zestig bewoonde burchten met zes tot acht dassen per burcht. De boeren zijn daar niet zo blij mee, want dassen eten alles”.
Bronnenwandeling
De volgende dag staat de bronnenwandeling op het programma. Die begint en eindigt in Sint-Martens-Voeren. Het dorpsbeeld wordt gedomineerd door de 23 meter hoge spoorwegbrug en de kerktoren stamt oorspronkelijk uit de 13e eeuw. De bronnenwandeling (9 km) is de meest populaire wandelroute in de Voerstreek. Zoals de naam al doet vermoeden kunnen delen van de route wel enigszins vochtig en glad zijn. Maar voor stevige wandelschoenen met profiel is dat geen probleem. Ook ruiters hebben de route blijkbaar ontdekt, want soms sieren paardenvijgen, wellicht van Koninklijke oorsprong, het pad. Het is heerlijk rustig. Tijdens de hele route komen we geen tien andere wandelaars tegen. De bronnen voorzagen de mensen uit de buurt eeuwenlang van helder drinkwater.De route is afwisselend. Door bossen en langs weiden. Vlak, glooiend en af en toe een beetje steil. Dankzij de hoogteverschillen word je zo nu en dan getrakteerd op mooie vergezichten. Bij Krimdaal kijken we zo neer op een wijngaard, die jaarlijks enkele duizenden flessen vult. Vooral in het gehucht Veurs zie je nog de oude vakwerkhuizen die indertijd voor deze streek zo kenmerkend waren. Hier passeren we ook ‘het winkeltje van Jetteke’. Een vrouw van in de zeventig die vergroeid is met haar kruidenierswaren. Een begrip in deze omgeving. Jammer genoeg is het net lunchtijd en is haar deur toe. We naderen de grootste bron. Uit de wand van het poortgebouw van het Kasteel van Sint-Pieters-Voeren stroomt permanent drie- tot vierduizend liter water per minuut. Hier begint het riviertje de Voer. Haar water verdwijnt zo’n twaalf kilometer verderop in de Maas. Op haar tocht werd ze ooit begeleid door achttien watermolens, nu zijn er nog vijf zichtbaar in het landschap. Het kasteel behoorde tot de Franse Revolutie toe aan de Duitse Ridderorde. Als enig Voerendorp maakte het ooit deel uit van het Duitse keizerrijk. Op het terrein bevindt zich een forellenkwekerij. Je kunt er ook wat eten, maar vreemd genoeg moet je ook dan enkele euro’s toegang betalen. Gelukkig is er aan de overkant een prettig alternatief: Gasterij De Commanderie. Hier treffen we ook andere bronnenwandelaars aan. Ze komen bijna allemaal voor de uiensoep of voor de gebakken forel van de blonde waardin Pauline. Op de menukaart prijst een op haar waarschijnlijk verliefde tekstschrijver delaatste specialiteit als volgt aan: ‘Pauline’s forellen zijn even fris en smakelijk als haar oogopslag’.Tekst en foto’s: Tom Marees
Tags:
Tweet
Pin
Article précédent
Vorig artikel
Article suivant
Volgend artikel
Articles Liés
Gerelateerde artikels
Reportages